Wie is verslaafd?

 

 

De definitie van verslaving. Daar zijn hele boeken over geschreven en het antwoord is ook niet eenduidig. Het stereotype van de verslaafde kennen we allemaal wel, uit films, en je ziet het ook nog wel in de grote steden: junks die letterlijk onder een brug slapen en je fiets jatten voor een bolletje uitgekookte cocaïne, zodat ze weer een paar uur vooruit kunnen. Maar verslaving kun je veel breder trekken. De oprichter van Solutions (de kliniek waar ik mijn behandeling heb gehad) zei ergens in 2005 al dat er meer verslaafden in maatpak rondlopen dan er onder een brug slapen.

Als ik voor mezelf spreek, was ik jarenlang een functional addict. Ik vind hem in het Engels nou eenmaal beter klinken. Ik functioneerde prima door overdag naar school te gaan of te werken, en ’s avonds (in het begin vooral in de weekenden) ging ik dan uit onder het genot van van alles en nog wat. Dat liep in de loop der jaren steeds verder uit de hand. Mensen waren destijds vaak verbaasd dat ik naar een kliniek ging. Ze zagen of merkten het niet aan me. Op mijn leeftijd van toen kon ik het nog vrij makkelijk verbloemen. Als je op je 25e regelmatig een zonnebankje pakt, twee keer per maand bij de kapper zit, goed gekleed gaat, een luchtje draagt, een auto rijdt, genoeg vrienden en een vriendinnetje hebt, én ook nog een baan, wat is dan eigenlijk het probleem? Nou, dat het in mijn bovenkamer één grote chaos was.

Al die dingen die ik hierboven noem, waren allemaal “jasjes” of “maskers” die het probleem jarenlang verborgen hielden. Ik saboteerde mezelf en anderen ermee, omdat het er van de buitenkant allemaal wel prima uitzag. Ik kon mezelf overal onderuit lullen en praatte alles recht wat krom was. Ik was er steengoed in om mijn probleem te verbergen, want het blootleggen ervan zou betekenen dat ik er iets mee moest. Daar had ik toen echt nog geen zin in. Ik vond het simpelweg nog veel te lekker.

Ik ben ooit gediagnosticeerd met ADD en later ADHD. Ik was in mijn hoofd zo onrustig dat ik om de haverklap aan de middelen zat om de storm aan gedachten nog een beetje de baas te blijven. Ik ontvluchtte de realiteit zó vaak dat ik die realiteit geen zak meer aan vond. En dat noemen ze nou een vicieuze cirkel. Ergens wist ik echt wel dat ik verkeerd bezig was en dat dit niet eeuwig stand kon houden, maar die heldere gedachten werden alweer snel vertroebeld door dat zieke stemmetje dat dingen schreeuwde als: “Gast, je leeft toch maar één keer?” of “Die ene avond kan er ook nog wel bij, gas erop!”

Wat het lastige is aan een verslaving — eigenlijk aan iedere geestelijke aandoening — is dat je het lang niet altijd meteen ziet, en dat je het moet oplossen met hetzelfde orgaan waar het hele probleem is ontstaan: je hersenpan. Als je bijvoorbeeld je been breekt, herstelt dat been weer door gips, krukken en veel rust. Je been zal niet tegenstribbelen of weerstand geven als je doet wat nodig is. Je been heeft namelijk geen eigen mening — maar je hoofd wel. En dat kan soms een hele langdurige nasleep krijgen als je niet oppast. Een deel in je brein is namelijk niet in staat logisch te redeneren: dat deel wil koste wat kost verdoven, onderdrukken, vergeten en vooral níets voelen. Het andere, heldere deel zul je met je hele hebben en houden wakker moeten maken en sterker moeten maken. Alleen dan heb je een kans van slagen.

In tegenstelling tot wat veel mensen denken, zit er niet altijd een trauma onder een verslaving. Soms is het gewoon onzekerheid, de sleur ontvluchten van die reeks oersaaie lessen of werkweken, ergens bij willen horen, of een ADHD-brein dat altijd op zoek is naar rust in z’n paasei. Bovengenoemde opsomming waren mijn ingrediënten voor bijna een decennium aan bovenmatig middelengebruik. Ik kom verder uit een goed nest en heb een buitengewoon fijne jeugd gehad. Ik vond het gewoon heerlijk om mijn brein “uit te schakelen”, want daar werd elke minuut een hele bijbel aan gedachten gefabriceerd.

Als je niet meer met jezelf kunt afspreken dat je het komend weekend even rustig aan zal doen, kun je je afvragen of er sprake is van afhankelijkheid. Ik had die afspraken met mezelf op een gegeven moment al opgegeven, want dat ging me toch niet lukken. Dit noemen ze met een mooi woord “machteloosheid”. Ik had er geen controle meer over.

Je kunt het eigenlijk heel simpel houden: op het moment dat je last of nadelen ervaart (en dan heb ik het natuurlijk niet alleen over een kater) van je gebruik of je gedrag, maar je het toch keer op keer blijft doen, kun je spreken van een vorm van verslaving. Het zit ook letterlijk in het woord: verSLAAFd. Je wordt slaaf van je middel en je leven wordt (in welke vorm dan ook) onhanteerbaar. Je zou dan zeggen, als gezond weldenkend mens: “Wat een ellende, dan ga je toch hulp zoeken?” Maar zo simpel ligt het helaas niet. Sterker nog: je verslaving zal er alles aan doen om het zo lang mogelijk in stand te houden.

Verslaving gaat over het niet meer kunnen stoppen als je eenmaal begonnen bent. En dat je elke keer weer die eerste oppakt, terwijl je wéét dat het op z’n zachtst gezegd een vervelende nasleep gaat krijgen. Na het nemen van de eerste dosis sla je een aantal afslagen in je brein over en ga je direct naar de I don’t give a fuck-modus. Die afslag die je mist, oftewel de connectie die verbroken is, noemen ze de prefrontale cortex. Dit systeem in je hersenen zorgt ervoor dat je impulsen beheerst en niet overhaast handelt. Dit systeem is pas rond je 25e volgroeid — en dat was precies de leeftijd waarop ik naar een kliniek ging. Die arme cortex heeft dus nooit een eerlijke kans gehad om zich te bewijzen. Dit systeem ontwikkelt zich sowieso al minder snel bij mensen met ADHD, en in combinatie met toenemend middelengebruik werd dat er natuurlijk niet beter op. Verslaving is dus voor een deel neurologisch bepaald. Dat is overigens geen excuus, maar wel een feit. Uiteraard spelen er nog veel meer factoren mee. Ik was in mijn jeugd vooral op zoek naar spanning; ik vond het “normale” leven oersaai en was als de dood dat ik op een vrijdagavond zou eindigen met een theetje op de bank en een roman op schoot. Ik dacht destijds nogal zwart-wit.

Mensen met een gezond ontwikkelde cortex zouden na vier biertjes of een half grammetje denken: het is wel weer mooi geweest voor vandaag. Een verslaafde denkt zo dus niet als hij eenmaal begonnen is. Die kan niet meer rationeel overwegen of iets wel of niet verstandig is. Doorgaan lijkt op dat moment het beste idee ter wereld. Hij of zij wordt beheerst door het middel. Dat kan soms heel subtiel zijn, vooral als er genoeg voorhanden is. Dan maak je jezelf wijs dat het allemaal wel meevalt omdat je er niet continu mee bezig hoeft te zijn — maar dat ben je wél. In mijn geval was er altijd genoeg voorhanden, daar zorgde ik wel voor. En ik was continu bezig mijn roes in balans te houden met zogenaamde “uppers” en “downers”. Uppers gaven mij een opgewekte rush en downers een meer ontspannende, kalmerende roes. Wanneer ik had gebruikt, balanceerde ik daar constant tussenin. Te veel uppers maakten me uiteindelijk paranoïde, te veel downers brachten me letterlijk in een (diepe) slaaptoestand.

Soms is er een diepe bodem nodig om tot inzicht te komen. Dit is dan ook de laatste fase voordat er écht iets moet veranderen. Ik heb mezelf twee keer bijna doodgereden. De eerste keer werd ik midden in de nacht wakker langs de vangrail, terwijl de vonken nog van mijn linker buitenspiegel afspatten. Normaal gesproken zou je dan van de schrik hulp gaan zoeken, maar de auto reed nog, dus ik vlamde direct door naar het volgende feestje. Dit had natuurlijk heel anders kunnen aflopen, dus dat moest wel even gevierd worden — om de waanzin nog maar eens te benadrukken. Nadat nog zoiets vergelijkbaars gebeurde, besloot ik pas hulp te zoeken. Natuurlijk zijn er ook minder extreme situaties te bedenken, en het hoeft zeker niet zo ver te komen voordat je je openstelt voor hulpverlening.

Ik identificeer mezelf tegenwoordig niet meer echt als een verslaafde. Ik ben net als iedereen gewoon een mens — met een kwetsbaarheid voor verslaving. Ik functioneer tegenwoordig minstens zo goed als de gemiddelde burger. Al moet ik wel toegeven dat ik vorig jaar weer ben gaan roken en daar zes keer mee ben gestopt. Ik kwam echt moeilijk van die zooi af. Inmiddels ben ik ruim zes maanden gestopt omdat ik het cirkeltje waar ik in zat écht beu was. En nu doe ik het niet meer op wilskracht, maar vanuit een dieper besef dat het gewoon geen enkele zin heeft om weer te beginnen. Het vervelende van roken is dat het op korte termijn niet destructief is; het is een langzame killer. Daarom was het ook zo lastig om ermee te stoppen: het belemmert me nauwelijks in mijn dagelijks leven.

Verslaving komt dus in vele vormen, maar het heeft altijd (een deel van) dezelfde kenmerken: machteloosheid, bagatelliseren, manipuleren, liegen, bedriegen en onhanteerbaarheid. Ook al deze kenmerken komen in vele gradaties, van mild tot ernstig. Het hoeft dus helemaal niet zo te gaan zoals het bij mij ging. Ik kon er in ieder geval niet meer omheen dat ik het zelf niet meer kon oplossen — en daar ben ik achteraf heel dankbaar voor.